• Skip to primary navigation
  • Skip to content

Kristina G. Langarika

Kristina Goikoetxea Langarika

  • Over mij
  • Blog
  • Publicaties
  • Tiny Letter
  • Contact

schrijven in een café

Coffee Company – Writing in Company

Coffee Company – Writing in Company

July 2, 2014 By kristina Leave a Comment

Vandaag is het moederdag in de Coffee Company.

Ik bestel de Moederdag special. Het is een Latte met vanille en karamel. Lekker groot deze keer.

Terwijl ik aan de andere kant van de toog op mijn koffie wacht, zegt de serveerster tegen het koppel met kind naast mij: “We geven een roos voor moederdag,”  en ze wijst naar een vaas vol bloemen.

Zo eentje wil ik ook. Alleen heb ik geen kind bij mij. Als ik erom vraag, denkt ze zeker dat ik lieg.

Net als ik ga zitten zoekt een papa met twee kinderen een plek. Zonder mama.

‘Papa gaat nu lezen’, zegt papa.

Hij pakt de bijlage van de Volkskrant. Daar staat een fotoreportage van moeders en dochters in. Ze zijn afgebeeld met dezelfde kleren. Of zoiets, zie ik vanuit mijn fauteuil.

Zijn zoontje moet ongeveer drie zijn. Hij komt achter mij staan, raakt mijn haren aan.

‘Bartje, laat de mevrouw met rust,’ zegt papa die niet weet dat zijn zoontje zit te spieken wat ik over hem schrijf.

Zijn dochter moet ongeveer zeven zijn. Ze zit nu zonder schoenen van de ene armstoel in de andere te springen.

‘Stop Maartje, stop, ik wil dat je NU stopt’.

Maartje gaat haar eigen gang.

Bartje lacht zich kapot. Omdat Maartje zo zit te springen. Of omdat papa steeds maar zenuwachtiger wordt.

Bartje heeft iets pervers in zijn glimlach. Hij lijkt ontzettend veel op zijn papa.

‘En nu gaat papa lezen,’ zegt papa als Maartje eindelijk stilletjes in haar armstoel gaat zitten met een kinderboek.

Papa opent opnieuw de bijlage van de Volkskrant. Het duurt even voordat hij de bladzijde vindt waar hij gebleven was. Als het eindelijk zo ver is, ziet papa uit zijn ooghoek dat Bartje in de koffie van de vrouw tegenover hem met een lepeltje zit te roeren en aan het schuim likt.

‘Genoeg, dit is genoeg,’ papa pakt Bartje een beetje gewelddadig bij zijn pols, ‘en nu gaan we naar huis’.

Bartje begint te huilen. Maartje laat haar boekje los en begint weer van armstoel naar armstoel te springen. Deze keer met haar schoenen aan. Bartje huilt harder. Maartje gaat nu schreeuwen. Dat het naar poep ruikt, schreeuwt ze. Ik denk dat het Bartje is.

Ze vertrekken gehaast. Naar huis. Naar mama.

Ik ga even kijken of ik mijn bloem nog krijg.

Filed Under: column Tagged With: coffee company, kristina g. langarika, kristina goikoetxea langarika, moederschap, schrijven in een café

Mama was a rolling stone

Mama was a rolling stone

July 2, 2014 By kristina Leave a Comment

Het is mijn eerste keer buitenshuis zonder mijn dochter. Mijn eerste ochtend zonder haar.

Ik heb haar voor het eerst een paar uurtjes bij de oppas gelaten. Mijn laptop in mijn tas, mijn dagboek en een pen. Op weg naar een dichtbij gelegen café. Eentje dat ik gisteren heb gespot. Eentje waar niemand mij zou herkennen. Zo´n bruine café van de buurt, helemaal niet chique, helemaal niet trendy, waar alleen de bouwvakkers pauze komen houden. Eentje waar ik de twee volle twee uurtjes aan mijn schrijven kan wijden. Geen onderbrekende praatjes van bekenden uit de buurt.

Door het raam van het café zie ik bouwvakkers binnen. Ze zijn niet toevallig hun pauze aan het houden. Ze zijn binnen aan het bouwen. “Een nieuwe houten vloer naar de kelder,” zegt de bazin die buiten een sigaret staat te roken. “Motten! Weet je wel?” Motten in de hout. ´t zal wel. Snel loop ik naar het andere café. Het café dat een beetje dichterbij is. Waar ik toch niet wilde gaan. Waar ik vreesde de bekende buren tegen te komen.

‘Net open, je hebt mazzel,’ zegt de vriendelijke kelner. Hij voegt een Buenos días toe. Als hij maar niet ook nu zo graag met mij zijn Spaans wil oefenen.

‘Mama was a rolling stone,’ is het welkomstliedje dat klinkt in het café.

Dit café heeft een hoekje waar ik meestal graag zit met mijn dochter. Een hoekje met een bank, twee fauteuils en een ouderwetse staande lamp. Meestal spelen we hier samen met de zwart wit stukken van het schaken. Opletten, klinkt in mijn hoofd, voordat je het weet ga je weer over je dochtertje denken. Hoe ze het bij de oppas zal hebben? Of ze ineens de oppas zo leuk vindt, dat ze me niet meer moet hebben. Of de oppas misschien niet goed oplet terwijl ze de kast openmaakt waar het bleekwater zit. En als de oppas ineens met haar verdwijnt? Ik heb niet eens haar paspoort.

Even bellen: ‘Ze sliep,’ zegt de oppas, ‘nu niet meer’.

Het heeft even geduurd voordat ze haar in slaap kreeg. Ik weet hoe dat voelt. Net gelukt. Mobieltje. Alles opnieuw.

‘Het gaat goed, Kristina, maak je maar geen zorgen, ga maar lekker schrijven’.

Ik heb mazzel met deze oppas. Ophangen. Nu dus lekker schrijven.

De kelner brengt een geweldige latte. In het schuim zie ik twee blaadjes van een bloem die opengaan. Daarbinnen groeit een ander bloemetje. Zo voel ik me de laatste maanden. Als een bloem opengescheurd, bloot, waaruit een andere bloem komt, open, bloot.

‘Nog iets te eten bestellen?’ De kelner kijkt naar mijn borsten als hij dat zegt. Ze zijn nog in de borstvoeding modus. Dat is nog half naar buiten, nog een beetje naar moedermelk ruikend. Ik voel de hand van mijn dochtertje nog terwijl ze mijn buikje aait als ze van mij drinkt met haar oogjes naar mij gericht. Oppassen, zegt mijn hoofd, voordat ik het weet ga ik melk spuiten.

‘Nee. Dankje’.

Freedom, freedom, Aretha Franklin is aan de beurt. De laatste keer dat ik dit liedje hoorde, had ik een gin tonic in mijn hand, waren er rode en blauwe lichten in de ruimte en rook het naar sigaretten.

Iemand buigt zich over mij heen. ‘Mag ik?’ Ik bedek de twee regels die ik net geschreven heb in mijn laptop. Ik heb er niets tegen als mensen lezen wat ik schrijf. Maar het moet wel af zijn. Hij pakt twee tijdschriften uit het rek aan mijn rechterzijde. Blijkbaar wou hij alleen maar dat. Een meneer komt in de bank tegenover mij zitten. Hij lijkt net een priester. Zijn kleren, zijn postuur. Uit de zak van zijn jas haalt hij een moleskin schrijfboekje. Hij kijkt in de verte en noteert iets. Hij is vast ook een schrijver. In een seconde heeft hij vast meer geproduceerd dan ik in dit uur dat ik hier zit. Ineens komt zijn vrouw naast hem zitten. Geen priester, geen schrijver.

Op de achtergrond hoor ik de machine die de koffiebonen maalt. Ook de twee slagen die de kelner doet met het koffieapparaat om het leeg te maken voordat hij het weer bijvult.

“Een salade lijkt me lekker stevig,’ zegt de mevrouw van de priester. De grijze haren aan haar hoofd staan haar echt goed. Misschien moet ik de mijne toch een keer laten staan. Niet met henna bedekken.

‘I can hear by the way you ….all i wanna do is ..i don´t want you to be…’,en wanneer was de laatste keer dat ik dit liedje hoorde?

Ietsjes verderop komen twee vrouwen zitten. Ze praten over de Bijenkorf. En een oma die net negentig is geworden. Toevallig de mijne ook. Gisteren hebben ze gebeld. Het gaat goed met haar. Maar haar hart is sneller gaan kloppen. Dat had opa ook. Op een bepaald moment ging opa zijn hart zo snel kloppen dat hij het zelf niet meer kon volgen.

‘Een salade heeft veel vitamientjes,’ zegt de jonge vrouw van een koppel die in het café is gekomen. Misschien moet ik ook maar een salade bestellen.

Geen bekenden tegengekomen. Toch zit ik nog op de derde regel van mijn verhaal.

‘Maar goed, ik vind het hartstikke leuk als hij bij mij is,’ zegt een van de vrouwen van de Bijeenkorf.

De priester is nu een frikadel aan het openbarsten en dat groene spul over zijn broodje aan het smeren. Dat vind ik nou een echte vieze gewoonte.

Het mobieltje van een mooie man naast de bar heeft een Braziliaanse muziektoon. Ik kan niet zo goed horen wat hij zegt in het gesprek, want de kelner is nu een kilo sinaasappels aan het persen. Misschien voor de hele week. Toevallig vandaag.

In de bank aan mijn linkerzijde komt nu een vrouw met een piepkleine baby in een draagdoek. Ze heeft nog de oogwallen en de glimlach in haar mond van de eerste weken na de bevalling. Ze zit vast nog in dat mystieke wolkje waarin ik een paar maanden geleden ook zat. Ergens tussen de hemel en de aarde. Daar heb ik met mijn baby aan mijn borst zitten drijven, in een zee van melk, in een oneindige omarming waar elkaars zweet ons geplakt hield, waar elkaars tranen over elkaar schouders voortvloeiden. Ze had pijn in haar buik. Ik had pijn overal.

‘Hoeveel weken?’ vraag ik. Zes, zegt de mevrouw met haar glimlach en haar oogwallen.

Haar hand is nog zo groot als de helft van haar baby. De vrouw aait haar hoofdje. Ik voel een tinteling in mijn borsten.  Met lekkende borsten duw ik het scherm van mijn laptop naar beneden.

Toch vier regels.

Filed Under: column Tagged With: borstvoeding, kristina g. langarika, kristina goikoetxea langarika, moederschap, schrijven in een café

Copyright © 2021 Kristina G. Langarika

  • Facebook
  • Instagram
  • Twitter
  • Linkedin
  • Pinterest