Ooit ga ik dood. Hopelijk wel over zestig jaar. Dan word ik meer dan negentig. Zoals mijn oma.
De laatste keer dat ik bij mijn oma op bezoek was, met kerst, had mijn baby gepoept. Ik was de luiers vergeten. “Doe maar één van de luiers van oma,´ zei mij tante die om de beurt samen met mijn moeder voor oma zorgt. “Een beetje knippen hier en kijk, hetzelfde, zie je?”
Hetzelfde, dat moet ik ook nu denken als ik mijn dochtertje haar eerste stappen zie zetten achter het loopstoeltje. Ze lijken op de laatste stappen van mijn oma achter haar loopstoeltje.
Mijn dochtertje kreeg langzaam de tanden die mijn oma had verloren. En ze begint nu woorden te zeggen met dezelfde snelheid waarmee de woorden deze laatste dagen uit de mond van mijn oma verdwenen.
Aan de telefoon kon oma bijna haar woorden niet afmaken. Maar een nacht, vertelde mijn moeder mij, de derde nacht voor haar dood, heeft mijn oma kleine Lou zitten roepen. “Lou, Lou, kleine Lou…,” schreeuwde ze vanaf haar sterfbed.
Maar mijn dochtertje kon haar niet horen in die droom, zei oma tegen mijn moeder de volgende ochtend, Lou draaide zich niet om. Daarom wilde ik op tijd zijn voor haar sterfbed, samen met Lou.
Maar we kwamen een halve dag te laat.
Dus, we zagen haar in het uitvaartcentrum van het dorp.
En ik heb daarom niet kunnen zien hoe haar gerimpelde lichaam totaal in elkaar gekrompen was, zoals dat van Lou toen ze net uit mij kwam.
Daar in het kamertje waar mijn oma mooi gekleed en opgemaakt lag, keek ik naar de armen van mijn moeder, die al een beetje begonnen te hangen, en merkte op dat ze wat kleiner was geworden.
Misschien precies dezelfde centimeters die Lou deze laatste maanden is gegroeid.