• Skip to primary navigation
  • Skip to content

Kristina G. Langarika

Kristina Goikoetxea Langarika

  • Over mij
  • Blog
  • Publicaties
  • Tiny Letter
  • Contact

column

Zomer

Zomer

September 22, 2014 By kristina Leave a Comment

Het was weer zomer. De aangename wind op het strand verzachtte het geluid van de golven en de stemmen rond ons heen. Ik lag op mijn buik. Lou tekende in het zand.

Vanuit mijn rechterooghoek zag ik de familie van vorig jaar. Ze zetten de gestreepte parasol overeind, en legden twee groene handdoeken op de grond. Maar geen strandstoel voor oma. ‘Want hun oma komt dit jaar niet,’ had mijn moeder al uitgelegd, ‘hun oma is van de winter doodgegaan.’

Vanuit mijn linkerooghoek zag ik het kleine jongetje dat vorig jaar zittend z´n rode emmer met zand vulde. Dit jaar kon hij al lopen. Ik zag hem rennen naar de zee met z´n rode emmer, zijn moeder achter hem aan. ‘Kom hier, kom hier!’  Haar geschreeuw verdween in de blauwe lucht zonder wolken.

Het was weer zomer en de vloed kwam opzetten.

Maar dit jaar iets hoger dan vorig jaar. Het strand werd kleiner. ‘Het ijs van de Noordpool is aan het smelten,’ hoorde ik een forse vrouw naast ons zeggen.

Lou en ik pakten onze handdoeken en verhuisden wat omhoog dichtbij de duinen. De vloed volgde ons.

Lou groef in de grootste duin op zoek naar een schat. Iedereen lag nu op een korte afstand van elkaar. Vóór mij werd over hypotheken gepraat. Achter mij over botoxbehandelingen.

Mijn moeder kwam aanlopen met haar strandstoel. Een stoel waarop ze vorig jaar nooit zat en dit jaar weer niet. ‘Ik verveel me als ik zit,’ zei ze weer dit jaar, ‘ik wil liever langs de oever blijven lopen. Zo, tot die rots en dan weer terug.’

Mijn vader verscheen met de parasol en twee perziken voor Lou en voor mij. ‘Ik ga de parasol dichtbij Lou’s handdoek zetten,’ zei hij weer dit jaar. En begon langzaam een put te graven voor de parasol waaronder we geen seconde zaten.

‘Kom,’ zei mijn moeder tegen mijn vader, ‘laten we gaan lopen.’ En ze verdwenen in de naakte massa van vrouwen en mannen langs de oever richting de rots.

Het was weer zomer en we aten ´s middags warm.

Het nieuws stond aan zoals vorig jaar. Aan tafel praatten we over een tante die met kerst een trombus kreeg en een neefje dat deze zomer niet zo gezond was geboren. Lou vroeg of er een ijsje als toetje was. Uit de televisie waarnaar niemand keek, klonk steeds maar weer het woord oorlog.

´Kan de televisie niet uit?,´ vroeg ik. ´Bij ons in Amsterdam hebben we geen televisie,´ herhaalde ik weer dit jaar.

Toen draaide Lou zich om. Zij keek ernstig naar de televisie en vroeg ineens wat oorlog was.

Dit jaar zag ze het wel.*

Filed Under: column Tagged With: column, kinderen, kristina goikoetxea langarika, oorlog, vakantie, zomer

Schoolreisje

Schoolreisje

July 2, 2014 By kristina Leave a Comment

Lou zwaait met haar hand vanuit het raam van de hoge bus. Ik kan alleen het bovenste gedeelte van haar gezicht zien en haar mooie krullen. De bus vertrekt maar niet. Ik blijf terug zwaaien met mijn hand omhoog.  

‘Primatour,’ zegt de moeder naast mij.  

Onze dochtertjes zitten samen aan de voorkant omdat ze allebei misselijk zouden kunnen worden. Dit pilletje tegen misselijkheid kende ik niet. ‘Ik zal het onthouden,’ zeg ik terwijl ik mijn blik geen seconde van Lou weg neemt.

Ze zwaait nog steeds met haar klein handje, haar voorhoofd tegen het raam.  

Gisteren toen ik haar rugzakje aan het klaarmaken was, zag ik in mijn handen de handen van mijn moeder die jaren geleden ook de tas voor mijn schoolreisje klaar hadden gemaakt. Ze had toen vast zoals ik nu de beste uit het beste proberen te maken voor het middaghapje. Zodat ik kracht genoeg zou hebben om de hele dag te spelen. Mijn handen doen nog daarbij droge kleren in de tas voor als ze nat wordt in de waterspeeltuin. Zonnecrème voor als de zon heet is…

Toen ik de dag van het schoolreisje mijn boterham had gegeten, had ik vast geen moment stilgestaan bij de zorg en liefde waarmee mijn moeder de nacht daarvoor dit school reis tasje had klaar gemaakt.  

De moeder naast mij heeft ook waterige ogen en de bus die maar niet vertrekt.

De handen van de ouders blijven zwaaien in de lucht. De handjes van de kindjes vallen slaap tegen de ruit.  

Ik had geen waterige ogen gehad toen Lou de crèche begon, ook niet toen ze de school begon drie weken geleden. Nu ben ik zelf niet degene die weg gaat en Lou veilig laat in een leeslokaal. Nu is ze diegene die weg gaat. En ik blijf.  

De chauffeur van de bus zegt iets door de microfoon. Lou kijkt naar voren. Mijn handen blijven zwaaien. De motor start. Alle ouders volgen de bus tot om de hoek. Ik zie Lou niet meer. Ik weet het niet of ze nog aan het uitzwaaien is of ze nu al naar voren kijkt en aan het mooie strand denkt waaraan ze straks zal aankomen.  

Als het bus uit de zicht is verdwenen, onlocken alle ouders hun fietsen. De meerderheid van ons hoofden zijn gebogen. Hier en daar een paar moeders praten.  

‘De bus was groot, he?´ zegt de ene.

‘En zij zijn nog zo klein,’ antwoordt de andere.  

Ik fiets weg en heb moeite om te slikken. De tranen vallen nu echt. Dat zal vast komen omdat het nu de eerste keer is. De eerste keer dat ze weg van mij gaat.  

Ineens zie ik het. Ik zit in een grote bus. Ik draag een wit hemd met kleine blauwe bloemetjes dat mijn moeder voor mij had gemaakt. Ik ben achttien. De bus gaat vertrekken. Ik zwaai tegen mijn ouders daar beneden op de stoep. Dit is geen schoolreisje. Ik ga naar Granada studeren. 1000 km ver weg van ons huis in Baskenland. Het is net na de zomer. Ik zal pas met kerst terug zijn. Mij moeder pakt een zakdoekje en veegt haar tranen. Zit ze echt te huilen?     

Filed Under: column Tagged With: kristina goikoetxea langarika, moederschap, schoolreis

Dood

Dood

July 2, 2014 By kristina Leave a Comment

Ooit ga ik dood. Hopelijk wel over  zestig jaar. Dan word ik meer dan negentig. Zoals mijn oma.

De laatste keer dat ik bij mijn oma op bezoek was, met kerst, had mijn baby gepoept. Ik was de luiers vergeten. “Doe maar één van de luiers van oma,´ zei mij tante die om de beurt samen met mijn moeder voor oma zorgt. “Een beetje knippen hier en kijk, hetzelfde, zie je?”

Hetzelfde, dat moet ik ook nu denken als ik mijn dochtertje haar eerste stappen zie zetten achter het loopstoeltje. Ze lijken op de laatste stappen van mijn oma achter haar loopstoeltje.

Mijn dochtertje kreeg langzaam de tanden die mijn oma had verloren. En ze begint nu woorden te zeggen met dezelfde snelheid waarmee de woorden deze laatste dagen uit de mond van mijn oma verdwenen.

Aan de telefoon kon oma bijna haar woorden niet afmaken. Maar een nacht, vertelde mijn moeder mij, de derde nacht voor haar dood, heeft mijn oma kleine Lou zitten roepen. “Lou, Lou, kleine Lou…,” schreeuwde ze vanaf haar sterfbed.

Maar mijn dochtertje kon haar niet horen in die droom, zei oma tegen mijn moeder de volgende ochtend, Lou draaide zich niet om. Daarom wilde ik op tijd zijn voor haar sterfbed, samen met Lou.

Maar we kwamen een halve dag te laat.

Dus, we zagen haar in het uitvaartcentrum van het dorp.

En ik heb daarom niet kunnen zien hoe haar gerimpelde lichaam totaal in elkaar gekrompen was, zoals dat van Lou toen ze net uit mij kwam.

Daar in het kamertje waar mijn oma mooi gekleed en opgemaakt lag, keek ik naar de armen van mijn moeder, die al een beetje begonnen te hangen, en merkte op dat ze wat kleiner was geworden.

Misschien precies dezelfde centimeters die Lou deze laatste maanden is gegroeid.

 

Filed Under: column Tagged With: kristina goikoetxea langarika, mama, moederschap

Gargantúa

Gargantúa

July 2, 2014 By kristina Leave a Comment

In het midden van het dorpje van mijn oma in Baskenland is er een kerkplein. Op het kerkplein, precies in het midden, staat een fontein. Naast het fontein is er een terrasje. Het terrasje behoort tot het café aan de overkant: Gargantua taberna.

Het dorpje van mijn oma telt niet meer dan duizend inwoners, maar op de witte stoeltjes van het plein naast het fontein zitten mensen uit alle hoeken van de wereld. Vandaag zit ik niet in de Coffee Company in Amsterdam, maar op een van de witte stoeltjes van de Gargantua Taberna omdat mijn oma eergisteren overleden is.

Rond me heen zitten Nederlanders, Duitsers, Amerikanen, Brazilianen en een Japanner.

‘Today I walked more than 20 km, I think‘ zegt een van de Amerikanen tegen de mevrouw tegenover hem voordat ze het cijfer in haar dagboek schrijft. De Japanner schrijft ook in een dagboek. En de Braziliaan ook. Ze schrijven in verschillende talen, hetzelfde aantal kilometers. Ze dragen slippers en hun voeten hebben blaren. Ze kijken rond.

Ze zien mijn buurman die op een van de banken voor de kerk zit. Hij zit iets uit te leggen aan een blonde jongen met een rugzak. Hij wijst met zijn stok naar de namen die gegraveerd staan in de steen in de portiek. Ik hoor hem het woord ´oorlog´ uitspreken.

In de dagboeken van deze mensen zal nu ook mijn buurman staan. Als een personage, als de vriendelijke ´local´ op weg naar Santiago. Ze schrijven in hun dagboek vast ook over mijn vader die straks komt aanfietsen met achterop een bosje prei en wat pompoenen. Misschien schrijven ze ook iets over mijn moeder die bij de slagerij hardop staat te praten met de slager en zijn vrouw.

En vanavond om 7 uur, als de doodsklok begint te luiden, als onze familie langzaam achter de doodkist van mijn oma loopt, van haar huis naar de deur van de kerk, precies voor de witte stoeltjes van de Gargantua Taberna, haar kleinkinderen langzaam met drie bloemenkronen in de handen, schrijven ze misschien ook over mij, terwijl ik langzaam loop, met een zwarte zonnebril, rood lipstift, en mijn dochtertje, mijn oma’s eerste achterkleinkind, in een rugzak achterop.

Filed Under: column Tagged With: coffee company, kristina goikoetxea langarika, moederschap, weg naar Santiago

Vrijdag de 13de in de Coffee Company

Vrijdag de 13de in de Coffee Company

July 2, 2014 By kristina Leave a Comment

Vandaag is het vrijdag de 13de in de Coffee Company, maar er staat geen Vrijdag de 13de koffie speciaal op het bord geschreven.

‘Sleep is overrated’, lees ik op het t-shirt van de serveerster.  Wat was ‘overrated’ ook al weer?

Straks als ik mijn laptop aanzet, ga ik het in het woordenboek opzoeken.

Het regent buiten. Mijn voeten met slippers zijn kletsnat. Ik had andere schoenen moeten aantrekken; ook mijn mobiel ben ik vergeten, besef ik ineens. Als er iets is, kan de oppas mij niet bellen.

Terwijl ik mijn beurt afwacht, denk ik aan het gezichtje van mijn dochter. Zij zwaaide me gedag vanuit het raam, samen met de oppas. Vanuit de hoogte keek ze alsof ze niet snapte waarom ik weg moest. We hadden het net zo gezellig samen.

Ik probeerde me voor te stellen hoe ze me zag vanaf boven: een paraplu met de kleuren van de regenboog. Onder de paraplu, mijn hand die ook gedag zwaaide, en daaronder mijn twee blote voeten met slippers.

Het heeft me zoveel tijd gekost om vandaag het huis uit te gaan. Soms vind ik het moeilijk om uit elkaar te gaan, probeer ik de tijd te rekken, en dan vertrek ik gehaast.

Er valt snot uit mijn neus… ik heb ook geen zakdoekjes meegenomen.

‘Mijn bril,’ mijn bril ben ik dus ook vergeten. In mijn tas vind ik mijn oude kapotte reservebril. Hij is geplakt met loctite, mist een poot en op het rechterglas is wat lijm gevallen waardoor ik een soort wolkje zie in het gezicht van de serveerster van de Coffee Company.

Mijn neus vol, mijn ogen blind, mijn voeten nat,…en nu voel ik ineens ook een enorme drang om naar de wc te gaan.

‘Kan ik u helpen?’,  vraagt de serveerster.

Zij kijkt naar mijn bril, geplakt met lijm en met één poot. Ik ben zeker dat ze ook merkt dat er snot uit mijn neus valt.

‘Is er toiletpapier op de wc?’

Zonder op haar antwoord te wachten, haast ik me naar het toilet. Gelukkig is er toiletpapier.

Als ik het deksel van de bril omhoog doe, zie ik mijn bril vallen in het gat achter de bril van de wc.

Mijn dochtertje had gelijk, vandaag had ik niet weg moeten gaan.

Filed Under: column Tagged With: coffee company, kristina goikoetxea langarika, mama, moederschap

Coffee Company – Writing in Company

Coffee Company – Writing in Company

July 2, 2014 By kristina Leave a Comment

Vandaag is het moederdag in de Coffee Company.

Ik bestel de Moederdag special. Het is een Latte met vanille en karamel. Lekker groot deze keer.

Terwijl ik aan de andere kant van de toog op mijn koffie wacht, zegt de serveerster tegen het koppel met kind naast mij: “We geven een roos voor moederdag,”  en ze wijst naar een vaas vol bloemen.

Zo eentje wil ik ook. Alleen heb ik geen kind bij mij. Als ik erom vraag, denkt ze zeker dat ik lieg.

Net als ik ga zitten zoekt een papa met twee kinderen een plek. Zonder mama.

‘Papa gaat nu lezen’, zegt papa.

Hij pakt de bijlage van de Volkskrant. Daar staat een fotoreportage van moeders en dochters in. Ze zijn afgebeeld met dezelfde kleren. Of zoiets, zie ik vanuit mijn fauteuil.

Zijn zoontje moet ongeveer drie zijn. Hij komt achter mij staan, raakt mijn haren aan.

‘Bartje, laat de mevrouw met rust,’ zegt papa die niet weet dat zijn zoontje zit te spieken wat ik over hem schrijf.

Zijn dochter moet ongeveer zeven zijn. Ze zit nu zonder schoenen van de ene armstoel in de andere te springen.

‘Stop Maartje, stop, ik wil dat je NU stopt’.

Maartje gaat haar eigen gang.

Bartje lacht zich kapot. Omdat Maartje zo zit te springen. Of omdat papa steeds maar zenuwachtiger wordt.

Bartje heeft iets pervers in zijn glimlach. Hij lijkt ontzettend veel op zijn papa.

‘En nu gaat papa lezen,’ zegt papa als Maartje eindelijk stilletjes in haar armstoel gaat zitten met een kinderboek.

Papa opent opnieuw de bijlage van de Volkskrant. Het duurt even voordat hij de bladzijde vindt waar hij gebleven was. Als het eindelijk zo ver is, ziet papa uit zijn ooghoek dat Bartje in de koffie van de vrouw tegenover hem met een lepeltje zit te roeren en aan het schuim likt.

‘Genoeg, dit is genoeg,’ papa pakt Bartje een beetje gewelddadig bij zijn pols, ‘en nu gaan we naar huis’.

Bartje begint te huilen. Maartje laat haar boekje los en begint weer van armstoel naar armstoel te springen. Deze keer met haar schoenen aan. Bartje huilt harder. Maartje gaat nu schreeuwen. Dat het naar poep ruikt, schreeuwt ze. Ik denk dat het Bartje is.

Ze vertrekken gehaast. Naar huis. Naar mama.

Ik ga even kijken of ik mijn bloem nog krijg.

Filed Under: column Tagged With: coffee company, kristina g. langarika, kristina goikoetxea langarika, moederschap, schrijven in een café

Peuter aan de borst

Peuter aan de borst

July 2, 2014 By kristina Leave a Comment

Ik heb een peuter aan de borst.

Mijn peuter kijkt naar mij terwijl ze van me zuigt. Haar ogen kijken direct in mijn ogen. Het is dezelfde blik als toen ze uit mij geboren werd. Ze onderzocht mijn gezicht toen al vanaf dezelfde hoek. Het leek alsof ze stapje voor stapje mijn gezicht probeerde te begrijpen. Okay, dit is het gezicht van mijn moeder. Met deze vrouw zal ik voortaan 24 uur zeven dagen in de week te maken hebben.

Nu is het twee jaar later. Ik zit op dezelfde rode schommelstoel. Alleen zijn er nu wat groene viltstiftstreepjes op de stoffering gekomen en mijn oogwallen zijn wat opgeknapt. Dezelfde melodie van John Coltrane speelt door. De stoel schommelt op hetzelfde ritme. Als een boot die zich steeds verder in de zee van het leven durf te begeven. Met mijn borst help ik haar het stoten van de golven beter te ondergaan. En buiten zingen de vogels door.

We gaan onze derde zomer samen tegemoet. En nog steeds zijn er deze momenten van rust bij ons thuis, bij de dageraad en bij de schemering. Met of zonder Coltrane, met of zonder vogels, stopt alles even rondom ons, we kijken minuten lang naar elkaar en ik voed haar met mijn eigen witte gouden melk die ik blijf produceren dankzij het toverende effect van deze fee.

Soms, voordat ik ga douchen, kijkt ze naar mijn naakte borsten en vraagt of ze die even mag aanraken. Ik buk en ze raakt ze op een manier alsof ze de meest kostbare diamanten aan het aaien is. En dan moet ik denken aan de borsten van mijn moeder die nu al wat hangen en hoe ze mij ook jarenlang op zo´n manier het leven hebben geschonken. En aan de borsten van mijn oma die ook diamanten waren voor mijn moeder.

Ik zie mezelf weerspiegeld in de ogen van mijn peuter terwijl ze van mijn binnenste rivier drinkt, een rivier die al generaties vóór mij door mij doorvloeit. Ik houd haar vast en zoen haar op haar voorhoofd.

En dan zie ik zo´n item van Eenvandaag getiteld “Peuter aan de borst¨ en daarin komt een vrouw met moedermelkvlekken op haar ochtendjas zoals ik, en hetzelfde glimmen van voldaanheid in haar gezicht als ik, en dezelfde oogwallen als ik en ik denk: man, ik weet waarover deze vrouw praat.

Kort daarna verschijnt er een man in beeld die nooit in zijn leven borstvoeding heeft gegeven en die uit eigen ervaring niet kan weten waarover deze vrouw het heeft. En de man kijkt naar een youtube filmpje en zegt dat dit een mode is die uit Amerika komt, want daar houden ze van extremisme, en dit is een extreme vorm van ouderschap, een beetje te vergelijken met een soort sekte, een sekte van vrouwen die niet durven los te laten, voegt hij daaraan toe.

Dus, als ik morgen weer op een terrasje mijn peuter ga voeden, zullen de mensen vast denken dat ik van die sekte ben, van die extreme sekte wiens mode vanuit Amerika is komen aanwaaien, vast een moeder die niet durft los te laten.

En ze zullen mijn borsten helaas niet meer als twee diamanten kunnen zien, twee ruwe diamanten omgetoverd door mijn fee. Mijn peuter aan de borst.

Filed Under: column Tagged With: borstvoeding, kristina g. langarika, kristina goikoetxea langarika, moederschap

Luna

Luna

July 2, 2014 By kristina

Ik wil alle mijlpalen van het leven van Lou  meemaken.

Ik herinner me nog het moment toen ze zich voor het eerst bewust werd van de stoom. De stoom die uit het eten kwam dat ik me net had geserveerd. Ze keek geïntrigeerd naar de wolk rook die omhoog kwam uit mijn linzensoep. Volgens mij wel een minuut lang.

Toen dacht ik het dus. Ik wil alle mijlpalen van het leven van Lou meemaken.

Maar ja, als ik niet bij haar ben, dan mis ik dat. En zelfs als ik bij haar ben, maar de afwas doe, kan ik een belangrijke gebeurtenis in haar leven missen.

Gisteren heb ik iets belangrijks gemist. Lou kwam terug naar huis met haar oma. Ik wachtte thuis. Het was al donker op straat. Daarboven in de donkerte hing een mooie grote lichte bal. Lou wees hem aan: ‘Luna’ zei mijn moeder.

Toen ik de deur openmaakte, had Lou een grote glimlach op haar gezicht. Ze wees omhoog naar het plafond met haar vinger en zei: ‘Luna’.

Dan hebben we ons naar het raam gehaast want ze wilde me de maan laten zien.

Vandaag heb ik van haar geleerd dat de maan niet alleen daar hoog in de lucht onbereikbaar hangt. De maan is ook een van mijn witte ronde oorbellen van de H & M, maar ook de cirkels in de vleugels van het vliegtuig die opa van de week voor haar kocht.

Na het eten gingen we in bed liggen voor de siësta. Het gordijn was dicht, maar er was toch geen maan.

‘Luna, luna,’  zei Lou. Ik moet een keer zo´n maan aanschaffen die je aan het plafond kan plakken, dacht ik.

‘Luna, luna,’ bleef Lou herhalen. Er zou geen siësta komen zonder La Luna.

We zijn naar de PC gelopen, en hebben in Google afbeeldingen van La Luna gezocht.

Lou koos voor een grote mooie witte maan die scheen boven een soort eiland met een palmboom. Met mijn mobiel heb ik daarvan een foto gemaakt.

Terug in bed heb ik de foto van La Luna in de Carabische nacht in mijn mobiel te voorschijn gehaald en tussen mijn beha en mijn borsten vastgezet. Lou dronk van mij met haar ogen gefixeerd op mijn mobiel.

Ik hield De Maan vast.

Filed Under: column Tagged With: borstvoeding, kristina g. langarika, kristina goikoetxea langarika, moederschap

Slaap

Slaap

July 2, 2014 By kristina

Op weg naar huis was je gisteren bijna in slaap gevallen.

Om de hoek bij onze straat begon het heel hard te regenen. Jouw oogjes begonnen dicht te vallen. Jouw handjes begonnen naast je te hangen.

Ik rende hard. De parasol van de driewieler deed dienst als paraplu. Toch waren je handjes en je voetjes met de sandalen nat toen we bij onze voordeur kwamen.

In mijn armen heb ik je naar de vierde verdieping gedragen. Jouw hoofd op mijn linkerschouder. Dat vertrouwde gevoel dat ik al vijftien maanden met jouw deel.

Sandaaltjes uit. Liggen. Jouw linkerhand was heel koud tussen mijn borsten. Je zocht naar de warmte van mijn hart. Je begon van mijn rechterborst te zuigen. Dat geluid. Zo vertrouwd.

Jouw oogjes waren dicht. De kleur van je gezicht werd langzaam lichter. Precies zoals in jouw eerste maanden. Je was de weg ingeslagen naar je glorieuze plek van rust.

De druppels van de regen sloegen steeds harder tegen het raam van onze kamer. Daaronder werd de ritmiek van jouw zuigen langzamer. Nu dronk je al van mij. Grote slokken.

Ik keek naar de bovenste van de takken van de boom in de patio. De wind was hard. De takken waaiden in de lucht.

Jouw beentjes waren gebogen. Je lag zoals in mijn buik toen. Mijn rechterarm omringde je vanboven. Mijn benen omringden je van beneden.

Ik was een schelp. Jij de parel. Je at van mij. Ik werd door jou gevoed.

De regen bleef slagen tegen ons raam. De takken van de boom bleven zwaaien in de lucht.

Je sleepte me mee in je slaap.

Filed Under: column Tagged With: borstvoeding, kristina g. langarika, kristina goikoetxea langarika, moederschap

Mama was a rolling stone

Mama was a rolling stone

July 2, 2014 By kristina Leave a Comment

Het is mijn eerste keer buitenshuis zonder mijn dochter. Mijn eerste ochtend zonder haar.

Ik heb haar voor het eerst een paar uurtjes bij de oppas gelaten. Mijn laptop in mijn tas, mijn dagboek en een pen. Op weg naar een dichtbij gelegen café. Eentje dat ik gisteren heb gespot. Eentje waar niemand mij zou herkennen. Zo´n bruine café van de buurt, helemaal niet chique, helemaal niet trendy, waar alleen de bouwvakkers pauze komen houden. Eentje waar ik de twee volle twee uurtjes aan mijn schrijven kan wijden. Geen onderbrekende praatjes van bekenden uit de buurt.

Door het raam van het café zie ik bouwvakkers binnen. Ze zijn niet toevallig hun pauze aan het houden. Ze zijn binnen aan het bouwen. “Een nieuwe houten vloer naar de kelder,” zegt de bazin die buiten een sigaret staat te roken. “Motten! Weet je wel?” Motten in de hout. ´t zal wel. Snel loop ik naar het andere café. Het café dat een beetje dichterbij is. Waar ik toch niet wilde gaan. Waar ik vreesde de bekende buren tegen te komen.

‘Net open, je hebt mazzel,’ zegt de vriendelijke kelner. Hij voegt een Buenos días toe. Als hij maar niet ook nu zo graag met mij zijn Spaans wil oefenen.

‘Mama was a rolling stone,’ is het welkomstliedje dat klinkt in het café.

Dit café heeft een hoekje waar ik meestal graag zit met mijn dochter. Een hoekje met een bank, twee fauteuils en een ouderwetse staande lamp. Meestal spelen we hier samen met de zwart wit stukken van het schaken. Opletten, klinkt in mijn hoofd, voordat je het weet ga je weer over je dochtertje denken. Hoe ze het bij de oppas zal hebben? Of ze ineens de oppas zo leuk vindt, dat ze me niet meer moet hebben. Of de oppas misschien niet goed oplet terwijl ze de kast openmaakt waar het bleekwater zit. En als de oppas ineens met haar verdwijnt? Ik heb niet eens haar paspoort.

Even bellen: ‘Ze sliep,’ zegt de oppas, ‘nu niet meer’.

Het heeft even geduurd voordat ze haar in slaap kreeg. Ik weet hoe dat voelt. Net gelukt. Mobieltje. Alles opnieuw.

‘Het gaat goed, Kristina, maak je maar geen zorgen, ga maar lekker schrijven’.

Ik heb mazzel met deze oppas. Ophangen. Nu dus lekker schrijven.

De kelner brengt een geweldige latte. In het schuim zie ik twee blaadjes van een bloem die opengaan. Daarbinnen groeit een ander bloemetje. Zo voel ik me de laatste maanden. Als een bloem opengescheurd, bloot, waaruit een andere bloem komt, open, bloot.

‘Nog iets te eten bestellen?’ De kelner kijkt naar mijn borsten als hij dat zegt. Ze zijn nog in de borstvoeding modus. Dat is nog half naar buiten, nog een beetje naar moedermelk ruikend. Ik voel de hand van mijn dochtertje nog terwijl ze mijn buikje aait als ze van mij drinkt met haar oogjes naar mij gericht. Oppassen, zegt mijn hoofd, voordat ik het weet ga ik melk spuiten.

‘Nee. Dankje’.

Freedom, freedom, Aretha Franklin is aan de beurt. De laatste keer dat ik dit liedje hoorde, had ik een gin tonic in mijn hand, waren er rode en blauwe lichten in de ruimte en rook het naar sigaretten.

Iemand buigt zich over mij heen. ‘Mag ik?’ Ik bedek de twee regels die ik net geschreven heb in mijn laptop. Ik heb er niets tegen als mensen lezen wat ik schrijf. Maar het moet wel af zijn. Hij pakt twee tijdschriften uit het rek aan mijn rechterzijde. Blijkbaar wou hij alleen maar dat. Een meneer komt in de bank tegenover mij zitten. Hij lijkt net een priester. Zijn kleren, zijn postuur. Uit de zak van zijn jas haalt hij een moleskin schrijfboekje. Hij kijkt in de verte en noteert iets. Hij is vast ook een schrijver. In een seconde heeft hij vast meer geproduceerd dan ik in dit uur dat ik hier zit. Ineens komt zijn vrouw naast hem zitten. Geen priester, geen schrijver.

Op de achtergrond hoor ik de machine die de koffiebonen maalt. Ook de twee slagen die de kelner doet met het koffieapparaat om het leeg te maken voordat hij het weer bijvult.

“Een salade lijkt me lekker stevig,’ zegt de mevrouw van de priester. De grijze haren aan haar hoofd staan haar echt goed. Misschien moet ik de mijne toch een keer laten staan. Niet met henna bedekken.

‘I can hear by the way you ….all i wanna do is ..i don´t want you to be…’,en wanneer was de laatste keer dat ik dit liedje hoorde?

Ietsjes verderop komen twee vrouwen zitten. Ze praten over de Bijenkorf. En een oma die net negentig is geworden. Toevallig de mijne ook. Gisteren hebben ze gebeld. Het gaat goed met haar. Maar haar hart is sneller gaan kloppen. Dat had opa ook. Op een bepaald moment ging opa zijn hart zo snel kloppen dat hij het zelf niet meer kon volgen.

‘Een salade heeft veel vitamientjes,’ zegt de jonge vrouw van een koppel die in het café is gekomen. Misschien moet ik ook maar een salade bestellen.

Geen bekenden tegengekomen. Toch zit ik nog op de derde regel van mijn verhaal.

‘Maar goed, ik vind het hartstikke leuk als hij bij mij is,’ zegt een van de vrouwen van de Bijeenkorf.

De priester is nu een frikadel aan het openbarsten en dat groene spul over zijn broodje aan het smeren. Dat vind ik nou een echte vieze gewoonte.

Het mobieltje van een mooie man naast de bar heeft een Braziliaanse muziektoon. Ik kan niet zo goed horen wat hij zegt in het gesprek, want de kelner is nu een kilo sinaasappels aan het persen. Misschien voor de hele week. Toevallig vandaag.

In de bank aan mijn linkerzijde komt nu een vrouw met een piepkleine baby in een draagdoek. Ze heeft nog de oogwallen en de glimlach in haar mond van de eerste weken na de bevalling. Ze zit vast nog in dat mystieke wolkje waarin ik een paar maanden geleden ook zat. Ergens tussen de hemel en de aarde. Daar heb ik met mijn baby aan mijn borst zitten drijven, in een zee van melk, in een oneindige omarming waar elkaars zweet ons geplakt hield, waar elkaars tranen over elkaar schouders voortvloeiden. Ze had pijn in haar buik. Ik had pijn overal.

‘Hoeveel weken?’ vraag ik. Zes, zegt de mevrouw met haar glimlach en haar oogwallen.

Haar hand is nog zo groot als de helft van haar baby. De vrouw aait haar hoofdje. Ik voel een tinteling in mijn borsten.  Met lekkende borsten duw ik het scherm van mijn laptop naar beneden.

Toch vier regels.

Filed Under: column Tagged With: borstvoeding, kristina g. langarika, kristina goikoetxea langarika, moederschap, schrijven in een café

Copyright © 2022 Kristina G. Langarika

  • Facebook
  • Instagram
  • Twitter
  • Linkedin
  • Pinterest